EnerPHit-gebouwcertificering
EnerPHit-gebouwcertificering: De leidraad voor de kwaliteitsborging voor een geslaagde energetische renovatie. In 2010 introduceerde het Passive House Institute de EnerPHit-standaard voor energie-efficiënte renovatie met passiefhuiselementen. Niet voor niets, want juist de energetische aanpak van bestaande gebouwen kent uitdagingen die een correct ontwerp en zorgvuldige uitvoering vereisen. Door de EnerPHit-certifcering weet je als opdrachtgever wat je krijgt na renovatie: Een comfortabel en gezond gebouw met minimale energiekosten. Maar ook voor de ontwerper en het uitvoerend renovatiebedrijf biedt deze certificering enorme meerwaarde. Want met deze kwaliteitsborging weet je als renovatieprofessional wat je aan het doen bent en waarvoor. Je voorkomt dure bouwfouten, krijgt tevreden klanten en met deze gebouwprestatiegarantie maak je het grote verschil.
EnerPHit-gebouwcertificering: Passiefhuis-certificering voor toekomstbestendige renovatieprojecten
Renoveren van bestaande gebouwen is complex. De bouwkundige staat, de geschiedenis van het gebouw en zijn historische waarde, de wensen van de huidige en toekomstige gebruikers, de kosten … allemaal aspecten die je moet meenemen in de afwegingen. En als je de renovatie ook nog toekomstbestendig en dus energiezuinig wilt maken komt er een extra uitdaging bij: De bouwfysica. Immers wil je naast de energiebesparing ook een gezond binnenklimaat creëren en blijvende betaalbaarheid.
De EnerPHit-standaard helpt je hierbij. Daarbij ligt de nadruk niet op zoveel mogelijk energie besparen maar op de juiste afweging van de maatregelen. Ook al is dat bij elk gebouw anders – de EnerPHit-certificering biedt een geschikt kader om typische renovatie-fouten te vermeiden en te zorgen voor een toekomstbestendig resultaat.
Twee wegen naar de EnerPHit-standaard
Door verschillende beperkingen is de passiefhuisstandaard bij renovatie van bestaande gebouwen vaak niet tegen redelijke kosten haalbaar. De EnerPHit-standaard is een bij de uitdagingen bij renovatie passende certificering. Toepassing van passiefhuiselementen leidt hierbij tot verregaande verbeteringen van comfort, kosteneffectiviteit en energiebehoefte. Ook borgt de EnerPHit-standaard een bouwfysisch correcte aanpak en helpt zodoende bouwschade te voorkomen.
Er zijn twee mogelijkheden om de EnerPHit-standaard te bereiken: de passiefhuiselementen-methode (tabel 2) of de energiebehoefte-methode (tabel 3). Een gebouw hoeft slechts aan de eisen van één van de twee methoden te voldoen. De klimaatzone van de gebouwlocatie wordt automatisch bepaald op basis van de geselecteerde klimaatgegevensset in het PHPP. Naast de eisen in tabel 2 en 3 moet in alle gevallen aan de algemene EnerPHit-eisen in tabel 4 worden voldaan. Ook gelden voor de EnerPhit-standaard de eisen die van toepassing zijn op alle passiefhuis-standaarden.
Afhankelijk van de behoefte aan en opwekking van primaire energie (PER) worden de EnerPHit Classic, Plus of Premium klassen bereikt.
Voor bepaalde situaties, bijvoorbeeld monumenten, gelden uitzonderingen. Ook certificering van een stapsgewijze renovatie is mogelijk.
Net als bij de passiefhuis-gebouwcertificering voor nieuwbouw is het referentiegebied voor alle grenswaarden de verwarmde vloeroppervlakte (VVO). Hiervan uitgezonderd zijn ook hier de opwekking van hernieuwbare energie (met als referentieoppervlakte de bebouwde terreinoppervlakte) en de luchtdichtheid (gerelateerd aan het netto luchtvolume).
De passiefhuiselementen-methode
De passiefhuiselementen-methode is de standaard aanpak bij de certificering van bestaande gebouwen. Hierbij wordt de energetische renovatie per maatregel/bouwelement beoordeeld. De eisen in tabel 2 komen in principe overeen met de eisen voor gecertificeerde passiefhuiselementen. Daarbij is een gemiddelde waarde voor het hele gebouw voldoende. Het is dus toegestaan om de eisen op sommige onderdelen te overschrijden als andere delen van het gebouw dit compenseren met een overeenkomstig betere prestatie.
Tabel 2: Eisen EnerPHit-standaard (volgens de passiefhuiselementen-methode)
Niet-transparante gebouwschil1 | Ramen (incl. buitendeuren) | Ventilatie | ||||||
Totaal3 | Beglazing4 | Zonbelasting5 | ||||||
Max. warmtedoorgangscoëfficiënt (U-waarde) [W/(m²K)] |
Max. warmte-doorgangscoëfficiënt (UD/W,ingebouwd) [W/(m²K)] | Zontoetredings-factor (g-waarde) [-] |
Max. spec. zonnebelasting tijdens de koelperiode [kWh/m²a] |
Minimaal WTW-rendement6 [%] | ||||
tegen… …grond |
…buitenlucht | |||||||
Volgt uit PHPP gebaseerd op projectspecifieke verwarminggraad-dagen tpv. de grond | Buitenisolatie | Binnenisolatie2 | 90° (verticale gevel) | 30°-60° (schuin dak) |
0° (plat dak) |
Ug – g*1,6 ≤ 0 | 100 | 75 |
0,15 | 0,35 | 0,85 | 1,00 | 1,10 |
Toelichting niet-transparante gebouwschil
1 Als je de warmteweerstand (R-waarde) van bestaande bouwdelen in aanmerking wilt nemen bij de warmtedoorgangscoëfficiënt (U-waarde) van het te renoveren bouwdeel, moet deze op de gebruikelijke wijze worden vastgesteld. Het volstaat om hiervoor de warmtegeleidingscoëfficiënt van bestaande bouwmaterialen uit de desbetreffende tabellen als benadering aan de veilige kant te nemen. Als de structuren van onderdelen in het bestaande gebouw niet duidelijk identificeerbaar zijn, kunnen gestandaardiseerde aannames op basis van de ouderdom van het gebouw uit geschikte onderdelencatalogi (bijv.: “EnerPHit-Planerhandbuch”, PHI 2012) worden gebruikt, op voorwaarde dat deze voldoende vergelijkbaar zijn met het bestaande onderdeel.
Toelichting binnenisolatie
2 Een belangrijke reden voor de lagere eisen voor binnenisolatie (in tegenstelling tot buitenisolatie) is dat het bruikbare oppervlak kleiner wordt. Daarom worden uitsluitend buitengevels beschouwd als binnenisolatie (indien van toepassing), maar niet daken, kelderplafonds en vloerplaten.
Renovatie zonder thermische bruggen is niet altijd met een redelijke inspanning haalbaar bij bestaande gebouwen.
Wel zijn thermische bruggen zoveel mogelijk te vermijden of minimaliseren, binnen de mogelijkheden van economische efficiëntie. Bij het berekenen van de warmtedoorgangscoëfficiënt moet rekening worden gehouden met thermische bruggen die deel uitmaken van de standaardconstructie van een gebouwonderdeel.
Het volstaat om met een gemiddelde waarde voor het hele gebouw aan de eisen te voldoen.
Toelichting U-waarde ramen (totaal)
3 De maximale UD/W,ingebouwd is gerelateerd aan de helling van het ingebouwde raam. Van toepassing is steeds de grenswaarde die de werkelijke helling van het raam het dichtst benadert. De UD/W,ingebouwd is dus geen interpolatie tussen twee grenswaarden. Aangezien de U-waarde van de beglazing door fysische processen echter verandert met de helling, is hier wel de Ug-waarde van de beglazing in de werkelijke helling te gebruiken.
Bij kleinere ramen wordt de grenswaarde in de tabel geleidelijk verhoogd. De betreffende grenswaarde wordt automatisch berekend en weergegeven op het PHPP-werkblad Eindresultaat.
Toelichting beglazing
4 Deze grenswaarde geldt alleen voor actief verwarmde gebouwen met een energiebehoefte voor verwarming van meer dan 15 kWh/(m²a).
Toelichting zonbelasting
5 Deze grenswaarde is alleen van toepassing op actief gekoelde gebouwen met een sensibele koelbehoefte van ≥ 15 kWh/(m²a). De grenswaarde heeft betrekking op de zonnestraling die het gebouw binnenkomt per m² beglazingsoppervlakte rekening houdend met alle reductiefactoren door zonwering etc. Deze grenswaarde geldt voor het gemiddelde van alle ramen in één oriëntatie.
Toelichting ventilatie, minimaal WTW-rendement
6 Aan de eis voor het rendement van de warmteterugwinning moet worden voldaan voor het gehele ventilatiesysteem, bovenop de eisen voor “Gecertificeerde Passiefhuiscomponenten”, dus dit omvat ook de warmteverliezen van de warme ventilatiekanalen in de koude zone en de koude kanalen in de warme zone.
De energiebehoefte-methode (EnerPHit alternatief)
Alternatief mag een energetische renovatie ook worden gecertificeerd op basis van de resulterende energiebehoefte.
Tabel 3: Alternatieve eisen EnerPHit-standaard (volgens de energiebehoefte-methode)
Verwarmen | Koelen |
Max. energiebehoefte voor verwarming | Max. energiebehoefte voor koeling en ontvochtiging |
[kWh/(m²a)] | [kWh/(m²a)] |
25 | 15 |
Algemene EnerPHit-eisen
Voor beide methoden van de EnerPHit-gebouwcertificering gelden onderstaande eisen. Op basis van de resulterende primaire energiebehoefte is ook bij EnerPHit-renovatie een classificatie als Classic, Plus of Premium van toepassing.
Tabel 4: Algemene EnerPHit-eisen (gelden altijd, onafhankelijk van gekozen certificeringsmethode)
Eisen | Alternatieve Eisen | |||||
Luchtdichtheid | ||||||
Luchtwisseling bij luchtdoorlatendheidsmeeting n50 | [1/h] | ≤ | 1,00 | |||
Hernieuwbare primaire energie (PER)1 | Classic | Plus | Premium | |||
PER-behoefte2 | [kWh/(m²a)] | ≤ | 60 + (QH – QH,PH)* fØPER,H + (QC – QC,PH) * 1/2 | 45 + (QH – QH,PH) + (QC – QC,PH) * 1/2 | 30 + (QH – QH,PH) + (QC – QC,PH) * 1/2 | ±15 kWh/(m²a) afwijking van de eisen… |
Opwekking hernieuwbare energie3 (gerelateerd aan de bebouwde terreinoppervlakte) |
[kWh/(m²a)] | ≥ | – | 60 | 120 | … afwijking energieopwek ter compensatie van de afwijking primaire energiebehoefte |
Toelichtingen PER
1 Ook bij EnerPHit kan je de “EnerPHit Classic”-standaard gedurende een overgangsperiode alternatief baseren op de eis voor niet-hernieuwbare primaire energie (PE). Dit is bij EnerPHit: QP ≤ 120 kWh/(m²a) + (QH – QH,PH) * 1.2 + QC – QC,PH
2 Inclusief energie voor verwarming, koeling, ontvochtiging, warm water, verlichting, hulpenergie en elektrische apparaten. De grenswaarde geldt voor woongebouwen en typische onderwijs- en kantoorgebouwen. Als er een zeer hoge elektriciteitsbehoefte ontstaat voor ander gebruik, kan deze ook worden overschreden in overleg met het Passive House Institute. Hiervoor is een bewijs van efficiënt gebruik van elektrische energie voor alle grote verbruikers vereist. Dit geldt niet voor bestaande elektriciteitsverbruikers waarvoor aanpassing of vervanging ter verbetering van de elektrische efficiëntie aantoonbaar oneconomisch zou zijn over de levenscyclus.
QH: Energiebehoefte verwarming
QH,PH: Passiefhuiseis voor energiebehoefte verwarming (=15 kWh/(m²a))
fHØPER,H: Gewogen gemiddelde van de PER-factoren van het verwarmingssysteem
QC: Energiebehoefte koeling (incl. ontvochtiging)
QC,PH: Passiefhuiseis energiebehoefte koeling (=15 kWh/(m²a))
Als de termen “(QH – QH,PH)” of “ QC -QC,PH” in de bovenstaande formules kleiner zijn dan nul, is hun waarde nul.
3 Ook bij de EnerPHit-classificatie kunnen installaties voor hernieuwbare energieopwek, die niet fysiek verbonden zijn met het gebouw, in aanmerking komen. Dit geldt uitsluitend voor nieuwe installaties (dus voor installaties die niet in gebruik zijn genomen vóór bouwbegin) die in eigendom zijn van de gebouweigenaar of de (langetermijn)gebruiker (initiële aankoop). Uitgezonderd zijn installaties voor het gebruik van biomassa, installaties voor de opwekking van energie uit afval en geothermische energie.
EnerPHit-uitzonderingen
De grenswaarden voor de warmtedoorgangscoëfficiënten van de elementen van de buitenschil uit tabel 2 mogen voor zover absoluut noodzakelijk worden overschreden als er een of meer van de volgende dwingende redenen van toepassing zijn:
- Voorschriften door de betreffende instanties voor monumentenzorg
- Een vereiste maatregel is niet economisch verantwoord als gevolg van uitzonderlijke randvoorwaarden of aanvullende eisen
- Wettelijke eisen
- Onredelijke beperking van de bruikbaarheid van het gebouw of de aangrenzende buitenoppervlakken door de uitvoering van de thermische isolatie in de vereiste kwaliteit.
- Vanwege speciale aanvullende eisen (bijv. brandbeveiliging) zijn er geen elementen op de markt verkrijgbaar die ook voldoen aan de EnerPHit eisen.
- Verhoogde warmtedoorgangscoëfficiënt (U-waarde) van ramen als gevolg van een hoge thermische brugverliescoëfficiënt (Psi-waarde) wanneer ramen verspringend ten opzichte van de isolatielaag zijn ingebouwd in een aan de binnenzijde geïsoleerde gevel.
- Als een betrouwbaar schadevrije constructie alleen mogelijk is met een lagere isolatiedikte voor de binnenisolatie.
- Andere dwingende praktische bouwtechnische redenen
Als de thermische isolatie om een van de bovengenoemde redenen beperkt is en er dus een uitzondering moet worden gemaakt, moet wel de isolatiedikte worden aangebracht die maximaal mogelijk is met een hoogwaardig isolatiemateriaal met een warmtegeleidingsvermogen van λ ≤ 0,025 W/(mK), voor zover dit economisch realiseerbaar is en (in het geval van binnenisolatie) dit geen schade aan het gebouw veroorzaakt. Bij een bodemplaat of kelderdek is in dit geval een isolatiekraag rondom te overwegen. Ook deze maatregel moet worden uitgevoerd als dit economisch verantwoord is.
Algemene eisen voor alle passiefhuis-standaarden
Passiefhuizen en EnerPHit-renovaties worden gekenmerkt door een hoge energie-efficiëntie, maar ook door een optimaal thermisch comfort en een hoge gebruikerstevredenheid, alsmede het voorkomen van bouwschade.
Met uitzondering van de eisen voor thermisch comfort, zijn deze ook van toepassing op de PHI-zeer energiezuinig gebouw-standaard.
Eisen m.b.t. frequentie temperatuuroverschrijding
Het percentage uren per jaar met een ruimtetemperatuur boven 25 °C in gebouwen zonder actieve koeling: ≤ 10 %.
In gebouwen met actieve koeling dient het koelsysteem voldoende te zijn gedimensioneerd.
Eisen m.b.t. frequentie overmatige vochtigheid
Het percentage van het aantal uren per jaar met een absolute luchtvochtigheid binnenshuis van meer dan 12 g/kg
- zonder actieve koeling: ≤ 20
- met actieve koeling: ≤ 10
Eisen m.b.t. minimale thermische isolatie
De minimale thermische isolatie wordt meestal al bereikt door de strengere specifieke eisen voor de gebouwcertificeringen. De hieronder genoemde eisen hoeven daarom normaal gesproken niet apart in overweging te worden genomen bij toepassing van typische passiefhuis-elementen. Als in individuele gevallen met hogere U-waarden niet wordt voldaan aan de comforteisen, verschijnt er een rode waarschuwing voor de betreffende bouwdeel in het PHPP.
Thermisch comfort
De binnenoppervlaktemperaturen van de standaarddetails van wanden en plafonds en de gemiddelde binnenoppervlaktemperaturen van ramen mag niet meer dan 4,2 K lager zijn dan de operatieve ruimtetemperatuur. De temperatuur van het vloeroppervlak mag niet lager zijn dan 19 °C. De eisen controleer je in het PHPP bij een ruimtetemperatuur van 22 °C en een minimale buitentemperatuur uit de klimaatdataset van de bouwlocatie. Voor bouwelementen tegen de kelder of grond wordt de eis voor de U-waarde gedeeld door de temperatuurfactor fT (uit het PHPP-blad “Bodem”). In het geval van kleine ramen wordt de eis afgezwakt met een toeslag op de grenswaarde, afhankelijk van de grootte van het raam. Ze gelden voor elk afzonderlijk bouwdeel (bijv. gevel, ramen, aansluitdetails). Een gemiddelde waarde van verschillende bouwdelen volstaat niet.
Aanvullend zijn de volgende uitzonderingen op de comforteisen van toepassing:
- De eisen gelden niet voor ruimten die niet grenzen aan leefruimten of op zichzelf staande ruimten die kleiner zijn dan 1 m².
- De grenswaarde mag overschreden worden voor ramen en deuren als te lage temperaturen aan de binnenkant gecompenseerd worden door verwarmingsoppervlakken of als er om andere redenen het thermisch comfort niet problematisch is.
- Alternatief op deze eisen volstaat een bewijs dat aan de comforteisen volgens DIN EN ISO 7730 is voldaan.
Met uitzondering van de PHI-zeer energiezuinig gebouw-standaard zijn de eisen voor minimale thermische isolatie altijd van toepassing en dienen zelfs bij EnerPHit-uitzonderingen te worden nageleefd.
Vochtbescherming
De temperatuur van het binnenoppervlak van het bouwdeel, fRsi=0,25 m²K/W ≥ 0,70 (in gematigd-koud klimaat). Daarnaast dienen alle standaard doorsneden en aansluitdetails zo te worden ontworpen en uitgevoerd dat overmatige vochtophoping in de constructie van het bouwdeel bij normaal gebruik kan worden uitgesloten.
Gebruikerstevredenheid
Uitzonderingen op de onderstaande eisen voor het borgen van gebruikerstevredenheid zijn in gerechtvaardigde gevallen mogelijk, zolang er geen significant verminderde gebruikerstevredenheid te verwachten is.
Alle verblijfsruimten dienen ten minste één raam te hebben dat open kan.
Verlichting en tijdelijke zonwering zijn bedienbaar door de gebruiker. Handmatig heeft voorrang op automatische bediening.
- Bij actieve verwarming en/of koeling is de binnentemperatuur door de gebruiker ten minste per gebruikseenheid regelbaar.
- De dimensionering van de verwarmings- of koelsinstallatie kan de streeftemperaturen voor verwarming of koeling ook in de pieklastsituatie garanderen.
Eisen ventilatiesysteem
Regelbaarheid: De ventilatievolumestroom moet kunnen worden afgestemd op de werkelijke behoefte. In woongebouwen moet de volumestroom voor elke wooneenheid individueel regelbaar zijn door de gebruiker ( er zijn drie niveaus aanbevolen: normaalstand / normaalstand +30% /normaalstand -30%).
Luchtverversing in alle ruimten: Alle ruimten binnen de thermische gebouwschil moeten direct of indirect (overstroom) aangesloten zijn op een ventilatiesysteem met voldoende volumestroom. Dit geldt ook voor ruimten die niet worden gebruikt voor permanente bewoning door personen, mits de mechanische ventilatie van deze ruimten geen onevenredige inspanning vereist.
Te lage relatieve binnenluchtvochtigheid: Als het PHPP aangeeft dat de relatieve vochtigheid gedurende een of meer maanden lager is dan 30%, zijn doeltreffende tegenmaatregelen nodig (bijv. vochtterugwinning, luchtbevochtigers, automatisch geregelde vraag- en/of zone-regeling, uitgebreide doorstroomventilatie of monitoring van de werkelijke relatieve vochtigheid met de mogelijkheid om de maatregelen achteraf in te voeren).
Geluidsniveau: Het ventilatiesysteem mag geen geluidshinder veroorzaken in verblijfsruimten bij standaard volumestroom. Standaardwaarden voor het geluidsniveau zijn:
- ≤ 25 db(A): Verblijfsruimten voorzien van toevoerlucht in woongebouwen en slaapkamers en rustruimten in utiliteitsgebouwen
- ≤ 30 db(A): Ruimten in niet voor bewoning bestemde gebouwen (behalve slaapkamers en ontspanningsruimten) en ruimten met luchtafvoer in woongebouwen
Tocht: Het ventilatiesysteem mag geen onaangename tocht veroorzaken.
Hoe gaat EnerPHit-gebouwcertificering in zijn werk?
Een EnerPHit-gebouwcertificering werkt vergelijkbaar met de passiefhuiscertificering voor nieuwbouw en volgt de phases van renovatieontwerp en -uitvoering. Het beste kun je er in een zo vroeg mogelijk stadium mee beginnen. Zie hier de toelichting over kwaliteitsborging met gebouwcertificering.
Ik wil mijn project laten certificeren – Waar kan ik terecht voor EnerPHit-certificering?
Een aan het Kennisinstituut KERN verbonden en door het PHI geaccrediteerde passiefhuis-gebouwcertificeerder is Clarence Rose. Bekijk hier de lijst van passiefhuis-certificeerders wereldwijd.