STOER-advies: Maak BENG geschikt voor passief bouwen!

BENG dwingt passiefhuis tot aanleg van meer pv-panelen dan nodig en wenselijk_STOER advies Kennisinstituut KERNDe huidige bouwwetgeving werpt o.a. met BENG onnodige drempels op voor zeer energiezuinig en passief bouwen en houdt innovatieve technologie op een achterstand. Dit is niet alleen ontmoedigend en verwarrend voor opdrachtgevers die het goede voorbeeld willen geven. Maar je ziet in Nederland bijna geen project meer verrijzen zonder zonwerend glas, precies langs de lat van de BENG ontworpen met een grote warmtepomp en pv. Maar vanwege de grote energiebehoefte voor verwarming zijn deze BENG-gebouwen ongeschikt voor de toekomstige energievoorziening. Want die zal binnenkort ook in de winter zonder fossiele brandstoffen uit moeten komen. Hoe dan?! KERN heeft daarom weer een omvattend advies gegeven. Deze keer in het kader van het programma STOER (Schrappen Tegenstrijdige en Overbodige Eisen en Regelgeving)

Door Clarence Rose en Carl-peter Goossen

De zorgwekkende conclusie dat BENG haaks staat op zeer energiezuinig bouwen is niet nieuw. Zo trekt de verkeerd ingetunde BENG-wetgeving een wissel op de ontwikkeling van low-tech en passief bouwen. Door de huidige BENG-wetgeving worden opdrachtgevers ontmoedigd om te investeren in de energiezuinigheid van gebouwen. Sterker nog: BENG stimuleert maatregelen die de energiebehoefte van gebouwen juist doet toenemen. Dus je loopt kans, dat als je gebouwen langs de lat van de BENG ontwerpt, je gebouw binnen de komende twee decennia op de lange lijst nog energetisch te renoveren gebouwen komt. De door de overheid beoogde overstap naar “schone energievoorziening” wordt op deze wijze onhaalbaar.

KERN heeft de belangrijkste knelpunten op een rij gezet. Ook is er bij elk knelpunt een advies uitgewerkt hoe dit op te lossen. Wij beginnen met algemene adviezen om BENG beter te laten aansluiten op zeer energiezuinig bouwen.

Algemene adviezen

  • Zorg dat de nadruk van de energiewetgeving komt op energiebesparing. Besparing op verwarmingsbehoefte mag geen hinder ondervinden door secundaire regels.
  • Hef drempels op voor low-tech-installaties voor zeer energiezuinige gebouwen zoals warmtepompcompacttoestellen, (minimale) direct elektrische verwarming…
  • Zorg voor een indicator die de werkelijke energieverbruiken simuleert. Zo wordt beter inzichtelijk wat je kunt verwachten bij aankoop van een gebouw.
  • Introduceer een alternatief op de energieprestatie-toetsing: Monitoring van het werkelijke gebruik gedurende één winter na oplevering waarmee wordt aangetoond dat de energiebehoefte voor verwarming niet hoger is dan 30 kWh/m2 bij een standaard ruimtetemperatuur.
  • Stel een gecertificeerd passiefhuis gelijkwaardig aan de energieprestatie-eisen in de BBL. Sta daarbij het gebruik van de daarvoor geschikte passiefhuisberekening (PHPP) toe. In combinatie met een passiefhuiscertificering (minimaal c.f. PHI-standaard Energiezuinig gebouw) is geborgd dat de beoogde energieprestatie, maar ook de bouwfysische kwaliteit, zoals vereist bij zeer energiezuinig bouwen, is bereikt.
  • Evenals op zomercomfort zou er net zo goed beleid moeten komen op gezond en dus schimmelvrij bouwen. De bouwfysische uitdagingen zijn groter naarmate de gebouwschil beter wordt geïsoleerd.

Hieronder volgen de knelpunten met daarbijbehorend advies:

Knelpunten BENG 1-indicator

De BENG 1-indicator is de maat voor de energiezuinigheid van het gebouw.

Forfaitaire raamventilatie domineert BENG 1

Deze indicator wordt voor alle gebouwen berekend met fictieve ventilatieverliezen (C1) met koude buitenluchttoevoer. Dit geeft, met name voor energiezuinige gebouwen waar de ventilatieverliezen middels een balansventilatie met WTW tot een minimum te beperken zijn, geen realistische afspiegeling van de energiebehoefte. Problematisch is dat het ventilatieverlies in BENG 1 maatgevend is waardoor energiebesparende maatregelen aan de gebouwschil relatief weinig effect hebben op de uitkomst.

Advies: Laat BENG 1 (of wat hiervoor in plaats komt, EH;nd?) berekenen met het ventilatiesysteem en de ventilatieverliezen die er in de praktijk van het gebouw te verwachten zijn. Alleen zo is er iets te zeggen over de energiezuinigheid van het gebouw.

Alternatief: Laat de ventilatieverliezen geheel achterwege in deze berekening, dan houd je een schil-index-achtig resultaat waarmee in iedere geval de energetische maatregelen aan de gebouwschil beter in beeld komen.

Factor warmtebehoefte “verdwijnt” achter koudebehoefte

BENG 1 is een optelsom van de warmtebehoefte en de koelbehoefte. Als enige indicator die de energiebehoefte in beeld brengt vertroebelt dit de werkelijke prestatie van een gebouw in de wintersituatie. Sterker nog, energiebesparende maatregelen voor de winter leiden volgens de rekenmethodiek van de NTA 8800 doorgaans en vaak onterecht tot een grotere energiebehoefte in de zomer. Dit vlakt de effecten van isolatie, beter luchtdichting en goed zondoorlatend isolatieglas e.d. verder uit.
Dit terwijl in het kader van de energietransitie het beleid zou moeten aansturen naar een flinke verlaging van de warmtebehoefte voor verwarming. Het koelvraagstuk is daarentegen secundair, immers zal koeling in Nederland niet tot maatschappelijke problemen leiden, waardoor reglementering hiervan hooguit zinvol is in de context van dichtbebouwde steden (i.v.m. urban-heat-island-effect).

Eisen aan de energiezuinigheid in de zomer zijn daarentegen minder relevant, er is tenslotte een overschot te verwachten aan zonne-energie en het gebruik van overtollige zonne-energie voor koeling kan juist zorgen voor peakshaving. Hoe dan ook zal koeling in Nederland niet tot maatschappelijke problemen leiden, waardoor reglementering hiervan hooguit zinvol is in de context van dichtbebouwde steden (i.v.m. urban-heat-island-effect).

Advies: Splits de BENG 1-indicator op in een indicator voor de energiebehoefte voor verwarming (EH;nd?) en zet er eventueel indicator voor de energiebehoefte in de zomer naast (EC;nd?). Maak de energiebehoefte in de winter-situatie maatgevend, want in een toekomst zonder fossiele brandstoffen bepaalt deze de leefbaarheid in de Nederlandse gebouwen en van maatschappelijk belang.

BENG scoort slechter bij betere luchtdichting

Zo lijkt ook betere luchtdichting de warmtebehoefte volgens BENG 1 nauwelijks te verminderen, terwijl dat in de realiteit van goed geïsoleerde gebouwen wel een sterk effect heeft. Daarentegen zijn de uitkomsten voor de zomersituatie (koelbehoefte en TOjuli) juist veel gunstiger bij meer infiltratie. Dit haalt in de reguliere bouwpraktijk elk initiatief om tot een betere bouwkwaliteit te komen onderuit. Daarbij heeft dit verstrekkende gevolgen voor het binnenklimaat. Naast tocht en thermisch discomfort (en dus hogere energiebehoefte voor verwarming) neemt bij beter geïsoleerde gebouwen het risico op condens- en schimmelvorming toe. Dit kan leiden tot een (zeer) ongezonde binnenlucht.

Advies: Breng de invloed van luchtdichting op de energiebehoefte voor verwarming duidelijk in beeld. Dit kan dmv BENG 1 te vervangen door EHnd.

BENG stuurt aan op toepassing zonwerende beglazing

Ook heeft het slim gebruik maken van passieve zonne-energie in de winter weinig invloed op BENG1. Door de BENG1 in combinatie met TOjuli, waar zonwerende beglazing juist scoort is de reguliere bouwpraktijk standaard overgegaan tot het gebruik van zonwerende beglazing. In het kader van de energietransitie een verkeerde keus.

Advies: Breng de invloed van passieve zonne-energie op de energiebehoefte voor verwarming duidelijk in beeld. Dit kan door BENG 1 te vervangen door EHnd.

Thermische massa overgewaardeerd bij zeer energiezuinige gebouwen – nadeel voor houtbouw

De thermische massa is overgewaardeerd in BENG1. Want hoe beter je isoleert en luchtdichter je bouwt hoe minder effect thermische massa heeft op de energiebehoefte voor verwarming. Wanneer je ook nog balansventilatie met WTW gebruikt blijft de binnentemperatuur dermate stabiel dat thermische massa in de winter geen rol meer speelt als energetische factor. De bouwmethode heeft in zeer energiezuinige gebouwen dus bijna geen invloed op de energiebehoefte voor verwarming. Gevolg van de overwaardering is dat gebouwen in massieve bouwwijze onterecht beter “scoren” in BENG dan gebouwen in HSB.

Natuurlijk is de thermische massa wel van invloed op de kans op temperatuuroverschrijding in de zomermaanden en daarmee eventueel ook op de koelbehoefte. Maar ook hier is het effect sterk beperkt wanneer er geen temperatuurverschillen optreden door passende buitenzonwering of koeling.

Advies: Stem de effecten van thermische massa af op de werkelijke situatie in de gebouwen. In gebouwen met een stabiel binnenklimaat dient thermische massa geen effect te hebben op de uitkomst van de energiebehoefte voor verwarming.

BENG: nauwelijks incentive om thermische bruggen te beperken

Het effect van thermische bruggen is in de resultaten van o.a. BENG 1 veel minder dan natuurkundig te verwachten is. Bij goed geïsoleerde gebouwen is de invloed van thermische bruggen sterk bepalend. Niet alleen op de energieprestatie maar ook op de binnenluchtkwaliteit (schimmelvrij bouwen).

Advies: Zorg ervoor dat een forfaitaire invoer (eventueel uitsluitend) mogelijk is door de buitenmaten aan te houden bij het bepalen van de schiloppervlakten. Dit versimpelt het rekenproces en hiermee is een veilige aanname van thermische bruggen (in de meeste gevallen) gegeven. Stimuleer de invoer van correcte lineaire thermische verliezen en zorg ervoor dat de optimalisatie van thermische bruggen ook een realistisch effect heeft op de resultaten van de BENG-berekening.
Pas daarbij ook de minimale fRsi in het BBL zodanig aan dat schimmelvrij bouwen norm wordt. (De huidige temperatuurfactoren in het bouwbesluit hiervoor zijn ontoereikend.) Dringende aanbeveling is om juist eisen te stellen aan condensgevoelige aansluitdetails van gevelopeningen zoals bij onderdorpels van deuren en ramen. Neem voor nieuwbouw én renovatie een temperatuurfactor op in he Bouwbesluit voor transparante bouwelementen van minimaal 0,72.

BENG legt geen verband met de werkelijke energiebehoefte

De BENG-indicatoren zoals die er nu zijn opgezet leggen geen verband met de werkelijke energiebehoefte van een gebouw. Daardoor kunnen gebruikers geen inschatting maken van de te verwachten energiekosten en is verificatie van de energieprestatie van het gebouw niet mogelijk.

Advies: Vervang BENG 1 door een getal wat de energiebehoefte realistisch in beeld brengt, bijv. EHnd of creëer een schatting van de energiebehoefte op de meter.

Knelpunten BENG 2indicator

De BENG 2-indicator drukt de energiestromen uit als primaire energie per jaar. Ook deze indicator stimuleert zeer energiezuinig bouwen en een passend ontwerp voor de overstap naar fossielvrije energie niet, o.a.omdat

BENG verdoezeld grote energiebehoefte met opwek

BENG 2 is een opsomming van alle primaire energiestromen waardoor de energiebehoefte en de opwekking van energie elkaar nivelleren. Op deze wijze stimuleert BENG reductie van de energiebehoefte in de winter niet. Meer energieverlies kan je gewoon compenseren met meer opwek (in de zomer).

Advies: Splits BENG 2 in een indicator voor de primaire energiebehoefte en een indicator voor de primaire energieopwekking. Stel een grens voor de primaire energiebehoefte en laat ruimte voor “compensatie” bij overschrijding van die grens.

BENG maakt geen onderscheid tussen energieopwekking in zomer of winter

BENG stimuleert opwek van zoveel mogelijk zonne-energie en dus opwek in de zomer (oriëntatie panelen oost-west en vrijwel horizontaal). Daarbij houdt BENG helemaal geen rekening met de seizoenen en gelijktijdigheid van afname en opwek. De opwek is het grootst in de zomer, maar met deze energie is de energiebehoefte in de wintermaanden praktisch niet te dekken.

Juist de opwek in de winter is dus belangrijk om de energietransitie haalbaar en betaalbaar te krijgen. De opwek-capaciteit van zonnepanelen in de wintermaanden is optimaal bij een oriëntatie op de winterzon (oriëntatie op zuid, met een steile helling van ≥36º).

Bijgevolg van de huidige BENG2 en BENG3 legt men, om beter te scoren, pv-panelen zo dat ze het meeste opwekken in de zomermaanden. Dat leidt tot onwenselijke overbelasting van het energienet in de zomer en minder duurzame energieopwekking in de winter.

Daarnaast wordt bij de berekening van de opwek met PV-panelen geen rekening gehouden met de schaduw van omliggende hoge gebouwen en bomen. Dit leidt tot een praktijk waarbij pv-panelen worden geplaatst waar nauwelijks zoninstraling en opwek mogelijk is.

Advies: Maak de werkelijke opwekcapaciteit van zonnepanelen in de wintermaanden maatgevend en stel BENG 2 in op een minimale afhankelijkheid van netstroom in de wintermaanden.

Efficiënte doorstroomventilatie bestaat niet voor BENG

In dit deel van de BENG-berekening wordt wel rekening gehouden met het werkelijk geïnstalleerde ventilatiesysteem. Maar de forfaitair ingestelde ventilatievolumestroom is veel hoger dan in de praktijk van zeer energiezuinige luchtdichte en dus goed met een balansventilatie te ventileren gebouwen wenselijk is voor een gezonde en niet te droge binnenlucht.

In het verlengde van dit onrealistisch hoge ventilatievoud in BENG2 is er een twijfelachtige systematiek ontwikkeld voor het “terugtoeren” van de ventilatie op basis van CO2-sturing (fcntr). Met name in de zeer energiezuinige woningbouw is CO2-sturing juist overkill (de ventilatieverliezen zijn al minimaal bij balansventilatie met doorstroomventilatie en WTW). Maar hiermee is wel veel “winst” te behalen in de BENG terwijl de werkelijke zeer lage ventilatieverliezen bij doorstroomventilatie niet worden gewaardeerd.

De BENG2-indicator stimuleert zodoende Systeem C-oplossingen (=ventileren met koude buitenlucht), wat niet te rijmen valt met het streven naar gezonde maar zeer energiezuinige gebouwen in de wintermaanden.

Buiten dit stelt het bouwbesluit weliswaar eisen aan de geïnstalleerde ventilatiecapaciteit, maar geeft onvoldoende richting voor wat er in de normaalstand gebeurt. Gevolg daarvan is dat slaapkamers doorgaans veel te weinig worden geventileerd (of het gehele systeem te hoge toeren draait en daardoor meer energie verbruikt dan nodig en wenselijk).

Advies: Maak voor de berekening van gebouwen met balansventilatie een invoer van de werkelijke ventilatievolumestroom in normaalstand mogelijk. Dat kan zelfs minder dan 40% van de geïnstalleerde ventilatiecapaciteit zijn. Hiermee stimuleer je slimme low-tech oplossingen zoals efficiënte doorstroomventilatie.

Maak bij oplevering een inregelrapport verplicht waarin de normaalstand van het ventilatiesysteem is gemeten en stel minimale eisen voor verblijfsruimten, met name slaapkamers zodat de CO2-concentratie niet hoger komt dan 1000 ppm.

Energieslurpend gebouw zonder WTW met een grote warmtepomp scoort het best in BENG2

Hoewel de BENG in beginsel techniekneutraal zou moeten zijn lijkt er wel degelijk sprake van een ongelijk spel voor technische systemen. Zo is de BENG 2-eis het best haalbaar met minder energiezuinige gebouwen zonder WTW en met een warmtepomp of aansluiting op een warmtenet. Zeer energiezuinige gebouwen moeten daarentegen veel compenseren met opwek zonne-energie om te kunnen voldoen aan BENG 2.

Advies: Zie advies voorgaande punt. Aanvullend: Houdt rekening met een korter en strenger wordend stookseizoen in de NTA 8800-rekenmethodiek bij toenemende energie-efficiëntie van de gebouwen. Zorg voor harmonisatie van de NTA 8800 en onderliggende normering EN 14511:2018.

Verder vallen de volgende zaken op:

Hoge COP warmtepomp, ook bij kort stookseizoen

Bij lucht-lucht-warmtepompen houdt de BENG geen rekening met het stookseizoen dat zich bij zeer energiezuinige gebouwen beperkt tot de koudste periode. De SCOP voor verwarming neemt hier sterk af. Ook is er geen protocol in NTA 8800 om te meten en biedt de KIWA geen harmonisatie met andere EU-productdeclaraties.

Advies: Houdt rekening met een korter en strenger wordend stookseizoen in de NTA 8800-rekenmethodiek bij toenemende energie-efficiëntie van de gebouwen. Zorg voor harmonisatie van de NTA 8800 en onderliggende normering EN 14511:2018.

Extra drempels voor warmtepompcompacttoestellen en low-tech installatietechniek

Warmtepomp-compacttoestellen zijn van belang voor betaalbare zeer energiezuinige gebouwen. Maar hun prestatie wordt om diverse redenen sterk ondergewaardeerd in de BENG cf. de werkwijze van de regelgeving. Zodoende kunnen ze nauwelijks concurreren met bijvoorbeeld ventilatiewarmtepompen. Terwijl de monitoringsresultaten ook in Nederlandse projecten een duidelijke voorsprong laten zien wat het eindenergieverbruik betreft. Helaas voorziet de NTA 8800 helemaal niet in de invoer van warmtepomp-compacttoestellen. Afvoerlucht na WTW van een balansventilatie ontbreekt als warmtebron voor warmtepompen. Hierdoor is voor een warmtepomp-compacttoestel momenteel een zeer omslachtige gelijkwaardigheidsverklaring nodig. Zo zijn metingen c.f. de EN 14511:2018 voor de bepaling van de energieprestatie voor warmtepompen met een specifieke bepalingsmethode voor warmtepomp-compacttoestellen niet erkend. Ook dat is een extra en onnodige drempel voor deze technologie.

Advies: Controlleer de uitkomsten in BENG met de werkelijk gemeten prestaties bij gebouwen met ventilatiewarmtepompen en corrigeer de NTA 8800 en onderliggende normen.

Ventilatiewaterwarmtepomp beter in BENG dan in praktijk

Een ventilatiewaterwarmtepomp “scoort” goed door het gebruik van de warme binnenlucht. De warmte, die nodig is om de extra (via roosters aangezogen) koude lucht te verwarmen om de ventilatiewaterwarmtepomp van de voor verwarming nodige warme lucht te voorzien, met andere woorden, de energiebehoefte voor de direct elektrische bijverwarming, blijft grotendeels buiten beschouwing.

Advies: Controleer de uitkomsten in BENG met de werkelijk gemeten prestaties bij gebouwen met ventilatiewarmtepompen en corrigeer de NTA 8800 en onderliggende normen.

Warmtenet ipv. energiezuinig?

Aansluiting op warmtenetten zorgt voor opvallend positieve resultaten in de BENG. Gezien de vaak helemaal niet duurzame energiebronnen en de enorme distributieverliezen lijkt de waardering van deze warmtevoorziening vaak onrealistisch. Hoe dan ook stimuleert dit niet om energiezuinige bouwtechnieken toe te passen en zorgt voor een hoge mate van afhankelijkheid van warmtelevering door die warmtenetten. O.a. met oog op ook in toekomst betaalbaar wonen is dit onwenselijk.

Advies: Verifieer de “rendementen” van warmtenetten en herzie desnoods de bepalingsprocedure.

Maak energie-efficiëntie maatgevend in de BENG 2. De warmtebron is bij zeer energiezuinige gebouwen van secundair belang.

Knelpunten BENG 3-indicator

BENG 3 drukt de verhouding uit van duurzame opwek. Deze indicator is een afgeleide van de berekening voor BENG 2 en de onder BENG 2 beschreven weeffouten spelen daarom ook bij deze indicator. Verder het volgende:

Ongelijk spel voor WTW met warmteterugwinning

Ook in BENG3 komt de eerder geconstateerde systeemdiscriminatie weer tevoorschijn. Zo is ook de BENG 3-eis terecht of onterecht het best haalbaar met een grote (!) warmtepomp of aansluiting aan een warmtenet. Zeer energiezuinige gebouwen scoren doorgaans slechter. Daarbij speelt het volgende: Hoe meer een warmtepomp moet leveren hoe beter: De aan een bron onttrokken warmte  scoort namelijk als “hernieuwbare energie”. Maar bij zeer energiezuinige gebouwen, waar de warmtepomp maar in een kleine energievraag hoeft te voorzien, is er dus ook een relatief geringe bijdrage van deze “hernieuwbare energie”. Daardoor krijgen meer energiebehoeftige gebouwen met warmtepomp hier een duidelijk voordeel. Zeer energiezuinige gebouwen moeten in plaats daarvan ook investeren in een warmtepomp en/of energie halen uit extra PV-panelen. Beide werkt kostenverhogend.

Deze onbalans wordt aangescherpt door het feit dat dezelfde soort “hernieuwbare energie uit omgevingswarmte” bij hergebruik van de restwarmte uit ventilatielucht bij balansventilatie met warmteterugwinning niet meetelt in BENG 3.

Advies: Haal de bijdrage van warmtepompen uit de som van opgewekte hernieuwbare energie om een fair-play te creëeren.
Alternatief: Neem het aandeel hergebruikte warmte door WTW op in deze calculatie.
Aanvullend advies: Houd in BENG3 rekening met gebouwgebonden energie-opslag en stimuleer opwekking zonnestroom in de winter (deze krijgt meer waardering).

Knelpunten TOjuli

TOjuli-berekening slaat plank mis

De TOjuli-berekening sluit niet aan op de realiteit van zeer energiezuinige gebouwen met passieve zomercomfortmaatregelen zoals zonwering en zomernachtkoeling. Nadere toelichting op deze stelling is te vinden op https://kennisinstituutkern.nl/blogs/zomercomfort-en-oververhitting/.

Advies: Laat een doelmatige, aan de praktijk van zeer energiezuinige gebouwen geverifieerde berekeningsmethodiek toe om het zomercomfort te beoordelen. Bij gebouwen met zonwering op grote Oost- West- en Zuidgeörienteerde ramen met zomernachtventilatie volstaat een PHPP-berekening met DesignPH-modellering met een uitkomst frequentie temperatuuroverschrijding boven 25ºC ≤5%. Sta modellering schaduwelementen omgevingsobjecten buiten het perceel toe.

Focus op de zomer in plaats van op de winter

De combinatie van EweH+C;nd;ventsys=C1  (BENG 1-indicator) en TOjuli verlegt de focus van de uitdagingen van duurzame energievoorziening in winter, wat zeer energiezuinige gebouwen vereist, naar koelbehoefte-reductie in de zomer waar duurzame energielevering geen probleem is. Dat zomercomfort een bepalende plaats heeft gekregen in de energieregelgeving is dus niet in verhouding.

Advies: Zorg dat zomercomfort in de regelgeving een vergelijkbare plek krijgt als alle andere comfortaspecten, gezond binnenklimaat e.d. Het Bouwbesluit is hiervoor een geëigende plek voor grenswaarden voor bijvoorbeeld temperatuuroverschrijdingsuren. Maar laat het aan de markt over hoe aan deze eis wordt voldaan. Haal een beoordeling van zomercomfort los van de BENG-regelgeving.

Zonwerend glas is nu vaak dé oplossing om het zomercomfort-issue op te lossen. Dit leidt tot een grote verhoging van de nettowarmtebehoefte, meer dan de energie die nodig zou zijn voor koeling, maar dat blijkt niet uit de BENG-indicatoren.

Advies: Zorg dat de zonnewarmte nodig is voor haalbaarheid van de BENG 1 / EH;nd.

Knelpunten ISSO 82.1 en 75.1

Opnameprotocollen scheren nieuw en oud over een kam en kennen geen stabiele binnentemperatuur

De opnameprotocollen voor energielabels bestaande bouw en voor nieuwbouw zijn nu gelijk waardoor gebouwen met een zeer lage energiebehoefte voor verwarming hierin dezelfde behandeling krijgen als gebouwen met een hoge energiebehoefte. Zeer energiezuinige gebouwen zijn hierdoor onderhevig aan een regelgeving die dwingt tot een installatietechnische overkill.

I.p. hebben zeer energiezuinige gebouwen een vrij stabile binnentemperatuur en hoeven nauwelijks verwarmd of gekoeld te worden. Dit kan eenvoudig centraal, via geconditioneerde toevoerlucht of vanuit één ruimte geschieden waarbij de overige ruimtes mee worden geconditioneerd door temperatuurverdeling via de balansventilatie. En natuurlijk door warmteoverdracht via de binnenwanden.

Maar volgens deze methodiek moet een ruimte zonder verwarming en koeling behandeld worden als een aparte rekenzone.

Advies: Koppel opnameprotocollen voor energielabels bestaande bouw los van voor (zeer energiezuinige) nieuwbouw. Los de drempels voor low tech-oplossingen op!

Met deze lijst pretenderen wij niet compleet te zijn wat de problemen als ook de geschetste oplossingen betreft. KERN hoopt wel dat deze adviezen bijdragen aan het ontwikkelen van een Bouw- en regelgeving die energiezuinig, low tech en dus passief bouwen ondersteunt in plaats van tegenwerkt.

Tot slot: Bouw passief ondanks BENG!

Voor de experts die het nu al wel goed willen doen: Goede voorbeelden helpen ontwerpers, bouwers en opdrachtgevers op het spoor om wel de juiste afwegingen te maken. Verruim je kennis en geef onderbouwing waarom je, ondanks de averse BENG-uitkomsten, toch anders moet bouwen. Het boek ”Architectuur als klimaatmachine” is actueler dan ooit. Maar ook onze cursussen Energieneutraal bouwen en renoveren en voor architecten en energieadviseurs de Summerschool Passiefhuisontwerp en -constructie! Door wel duurzaam en betaalbaar te bouwen heb je eer van je werk. Gebruik de BENG niet als ontwerptool, want daar was die nooit voor bedoeld. En maak de focus op betaalbaarheid voor de gebruiker de rode draad in ontwerpafwegingen. Bekijk dat zeker ook in de context van dynamische energieprijzen (zomer laag, winter hoog). Deze zullen namelijk een steeds grotere invloed gaan krijgen op de werkelijke energielasten.

Delen