Passiefhuisstandaard is de wereldwijde norm voor passief bouwen. Een leidraad voor de gebouwcertificering van zeer energiezuinige nieuwbouwprojecten.
Certificeringseisen passiefhuisstandaard
De passiefhuisstandaard zorgt voor een effectieve kwaliteitsborging voor toekomstbestendige nieuwbouw van woningen en utiliteitsgebouwen. Door deze gebouwcertificering weet je als opdrachtgever wat je krijgt: een comfortabel en gezond gebouw met minimale energiekosten. Maar ook voor de ontwerper en het bouw- en installatiebedrijf biedt deze certificering enorme meerwaarde. Want met deze kwaliteitsborging weet je als bouwprofessional wat je aan het doen bent en waarvoor. Je voorkomt dure bouwfouten, krijgt tevreden klanten en met deze gebouwprestatiegarantie maak je het grote verschil.
Wat is de passiefhuisstandaard?
De passiefhuisstandaard is een wereldwijd erkende norm voor de gebouwprestatie van zeer energiezuinige, dus passieve nieuwbouw. Deze standaard is opgezet voor de noodzakelijke kwaliteitsborging van passiefhuizen en wordt uitgevoerd aan de hand van een gebouwcertificering. De passiefhuisstandaard is van toepassing op vrijstaande, gestapelde en grondgebonden woningbouw als ook op utiliteitsbouw zoals scholen, kantoorgebouwen en zwembaden.
Wat is het doel van de passiefhuis-gebouwcertificering?
Passiefhuiscertificering is een essentieel onderdeel van de kwaliteitsborging voor toekomstgerichte en dus zeer energiezuinige nieuwbouw. Hoe beter we onze gebouwen isoleren hoe belangrijker een correcte uitvoering van de details. Hiermee bereiken we de doelen van passief bouwen, een gezond binnenklimaat, hoogwaardig comfort en betaalbaarheid. Deze doelen zijn de basis voor de gebouwcertificering.
Eisen Passiefhuisstandaard voor nieuwbouwprojecten (in hoofdlijnen)
Passiefhuizen worden geclassificeerd als Classic, Plus of Premium, afhankelijk van hun behoefte aan hernieuwbare primaire energie (PER) en hernieuwbare energieopwekking. De eisen of alternatieve eisen gelden wereldwijd voor alle klimaatzones. Wij beperken ons hierbij tot de eisen die voor Nederland en de gematigde klimaatzone zijn gedefinieerd. Meer informatie en nadere duiding van die eisen vind je op de website van het Passive House Institute.
De referentieoppervlakte voor alle grenswaarden is de verwarmde vloeroppervlakte (VVO). Deze wordt berekend in overeenstemming met de actuele PHPP-handleiding. In afwijking daarvan is de opwekking van hernieuwbare energie gerelateerd aan de bebouwde terreinoppervlakte en de luchtdichtheid aan het netto luchtvolume.
Tabel 1: Eisen passiefhuisstandaard (nieuwbouw)
Passiefhuiseisen | Alternatieve eisen | |||||
Verwarmen | ||||||
Energiebehoefte voor verwarming | [kWh/(m2a)] | ≤ | 15 | – | ||
Pieklast voor verwarming1 | [W/m2] | ≤ | – | 10 | ||
Koelen | ||||||
Energiebehoefte voor koeling | [kWh/(m2a)] | ≤ | 15 + toelaatbaar aandeel ontvochtiging2 | Variable grenswaarde3 | ||
Pieklast voor koeling4 | [W/m2] | ≤ | – | 10 | ||
Luchtdichtheid | ||||||
Luchtwisseling bij luchtdoorlatendheidsmeeting n50 | [1/h] | ≤ | 0,6 | |||
Hernieuwbare energie (PER)5 |
Classic |
Plus |
Premium |
|||
Primaire energiebehoefte (PER)6 | [kWh/(m2a)] | ≤ | 60 | 45 | 30 | ± 15 kWh/(m2a) afwijking van de eisen … |
Opwekking hernieuwbare energie7 (gerelateerd aan bebouwde terreinoppervlakte) |
[kWh/(m2a)] | ≥ | – | 60 | 120 | … afwijking energieopwek ter compensatie van de afwijking primaire energiebehoefte |
Toelichting verwarming
1 Hierbij is de in het PHPP berekende statische pieklast maatgevend. Het opwarmvermogen na temperatuurverlaging wordt dus hierbij niet in aanmerking genomen.
Toelichting koeling
2 Dit is een variabele grenswaarde voor de ontvochtigingsbijdrage. Deze is afhankelijk van de klimaatgegevens, de vereiste luchtverversing en interne vochtbelastingen (zoals bepaald in het PHPP).
3 Dit is een variabele grenswaarde voor de behoefte aan koeling + ontvochtiging. Ook deze is afhankelijk van de klimaatgegevens, de vereiste luchtverversing en de interne warmte- en vochtbelasting (zoals bepaald in het PHPP).
4 Hierbij is de in het PHPP berekende statische pieklast voor koeling maatgevend. Bij interne warmtebronnen boven 2,1 W/m² wordt deze grenswaarde verhoogd met het verschil tussen de werkelijke interne warmtebronnen en 2,1 W/m².
Toelichting PER
5 De eisen voor PER-behoefte en hernieuwbare energieopwekking werden ingevoerd in 2015. Gedurende een overgangsfase kan de certificering voor het “Passive House Classic” standaard worden gebaseerd op de eisen voor niet-hernieuwbare primaire energie (PE) als alternatief voor deze twee eisen. Dan is QP ≤ 120 kWh/(m²a) van toepassing. De gewenste beoordelingsmethode kan worden geselecteerd in het PHPP-blad “Eindresultaat”. Voor de PE-beoordeling in het PHPP is de primaire energiefactor van het standaard profiel van toepassing (selectie in het PER-blad).
6 Inclusief energie voor verwarming, koeling, ontvochtiging, warm water, verlichting, hulpenergie en elektrische apparaten. De grenswaarde geldt voor woongebouwen en typische onderwijs- en kantoorgebouwen. Als er een zeer hoge elektriciteitsbehoefte ontstaat voor ander gebruik, kan deze ook worden overschreden in overleg met het Passive House Institute. Hiervoor is een bewijs van efficiënt gebruik van elektrische energie voor alle grote verbruikers vereist. Dit geldt niet voor elektriciteitsverbruikers die al eigendom waren van de gebouweigenaar voordat hij het gebouw betrok.
7 Ook installaties voor hernieuwbare energieopwek die niet fysiek verbonden zijn met het gebouw, kunnen in aanmerking komen. Dit geldt uitsluitend voor nieuwe installaties (dus voor installaties die niet in gebruik zijn genomen vóór bouwbegin) die in eigendom zijn van de gebouweigenaar of de (langetermijn)gebruiker (initiële aankoop). Uitgezonderd zijn installaties voor het gebruik van biomassa, installaties voor de opwekking van energie uit afval en geothermische energie.
Algemene eisen voor alle passiefhuis-standaarden
Passiefhuizen en EnerPHit-renovaties worden gekenmerkt door een hoge energie-efficiëntie, maar ook door een optimaal thermisch comfort en een hoge gebruikerstevredenheid, alsmede het voorkomen van bouwschade.
Met uitzondering van de eisen voor thermisch comfort, zijn deze ook van toepassing op de PHI-zeer energiezuinig gebouw-standaard.
Eisen m.b.t. frequentie temperatuuroverschrijding
Het percentage uren per jaar met een ruimtetemperatuur boven 25 °C in gebouwen zonder actieve koeling: ≤ 10 %.
In gebouwen met actieve koeling dient het koelsysteem voldoende te zijn gedimensioneerd.
Eisen m.b.t. frequentie overmatige vochtigheid
Het percentage van het aantal uren per jaar met een absolute luchtvochtigheid binnenshuis van meer dan 12 g/kg
- zonder actieve koeling: ≤ 20
- met actieve koeling: ≤ 10
Eisen m.b.t. minimale thermische isolatie
De minimale thermische isolatie wordt meestal al bereikt door de strengere specifieke eisen voor de gebouwcertificeringen. De hieronder genoemde eisen hoeven daarom normaal gesproken niet apart in overweging te worden genomen bij toepassing van typische passiefhuis-elementen. Als in individuele gevallen met hogere U-waarden niet wordt voldaan aan de comforteisen, verschijnt er een rode waarschuwing voor het betreffende bouwdeel in het PHPP.
Thermisch comfort
De binnenoppervlak-temperaturen van de standaarddetails van wanden en plafonds en de gemiddelde binnenoppervlak-temperaturen van ramen mag niet meer dan 4,2 K lager zijn dan de operatieve ruimtetemperatuur. De temperatuur van het vloeroppervlak mag niet lager zijn dan 19 °C. De eisen controleer je in het PHPP bij een ruimtetemperatuur van 22 °C en een minimale buitentemperatuur uit de klimaatdataset van de bouwlocatie. Voor bouwelementen tegen de kelder of grond wordt de eis voor de U-waarde gedeeld door de temperatuurfactor fT (uit het PHPP-blad “Bodem”). In het geval van kleine ramen wordt de eis afgezwakt met een toeslag op de grenswaarde, afhankelijk van de grootte van het raam. Ze gelden voor elk afzonderlijk bouwdeel (bijv. gevel, ramen, aansluitdetails). Een gemiddelde waarde van verschillende bouwdelen volstaat niet.
Aanvullend zijn de volgende uitzonderingen op de comforteisen van toepassing:
- De eisen gelden niet voor ruimten die niet grenzen aan leefruimten of op zichzelf staande ruimten die kleiner zijn dan 1 m².
- De grenswaarde mag overschreden worden voor ramen en deuren als te lage temperaturen aan de binnenkant gecompenseerd worden door verwarmingsoppervlakken of als er om andere redenen het thermisch comfort niet problematisch is.
- Alternatief op deze eisen volstaat een bewijs dat aan de comforteisen volgens DIN EN ISO 7730 is voldaan.
Met uitzondering van de PHI-zeer energiezuinig gebouw-standaard zijn de eisen voor minimale thermische isolatie altijd van toepassing en dienen zelfs bij EnerPHit-uitzonderingen te worden nageleefd.
Vochtbescherming
De temperatuur van het binnenoppervlak van het bouwdeel, fRsi=0,25 m²K/W ≥ 0,70 (in gematigd-koud klimaat). Daarnaast dienen alle standaard doorsneden en aansluitdetails zo te worden ontworpen en uitgevoerd dat overmatige vochtophoping in de constructie van het bouwdeel bij normaal gebruik kan worden uitgesloten.
Gebruikerstevredenheid
Uitzonderingen op de onderstaande eisen voor het borgen van gebruikerstevredenheid zijn in gerechtvaardigde gevallen mogelijk, zolang er geen significant verminderde gebruikerstevredenheid te verwachten is.
Alle verblijfsruimten dienen ten minste één raam te hebben dat open kan.
Verlichting en tijdelijke zonwering zijn bedienbaar door de gebruiker. Handmatig heeft voorrang op automatische bediening.
- Bij actieve verwarming en/of koeling is de binnentemperatuur door de gebruiker ten minste per gebruikseenheid regelbaar.
- De dimensionering van de verwarmings- of koelsinstallatie kan de streeftemperaturen voor verwarming of koeling ook in de pieklastsituatie garanderen.
Eisen ventilatiesysteem
Regelbaarheid: De ventilatievolumestroom moet kunnen worden afgestemd op de werkelijke behoefte. In woongebouwen moet de volumestroom voor elke wooneenheid individueel regelbaar zijn door de gebruiker (er zijn drie niveaus aanbevolen: normaalstand / normaalstand +30% /normaalstand -30%).
Luchtverversing in alle ruimten: Alle ruimten binnen de thermische gebouwschil moeten direct of indirect (overstroom) aangesloten zijn op een ventilatiesysteem met voldoende volumestroom. Dit geldt ook voor ruimten die niet worden gebruikt voor permanente bewoning door personen, mits de mechanische ventilatie van deze ruimten geen onevenredige inspanning vereist.
Te lage relatieve binnenluchtvochtigheid: Als het PHPP aangeeft dat de relatieve vochtigheid gedurende een of meer maanden lager is dan 30%, zijn doeltreffende tegenmaatregelen nodig (bijv. vochtterugwinning, luchtbevochtigers, automatisch geregelde vraag- en/of zone-regeling, uitgebreide doorstroomventilatie of monitoring van de werkelijke relatieve vochtigheid met de mogelijkheid om de maatregelen achteraf in te voeren).
Geluidsniveau: Het ventilatiesysteem mag geen geluidshinder veroorzaken in verblijfsruimten bij standaard volumestroom. Standaardwaarden voor het geluidsniveau zijn:
- ≤ 25 db(A): Verblijfsruimten voorzien van toevoerlucht in woongebouwen en slaapkamers en rustruimten in utiliteitsgebouwen
- ≤ 30 db(A): Ruimten in niet voor bewoning bestemde gebouwen (behalve slaapkamers en ontspanningsruimten) en ruimten met luchtafvoer in woongebouwen
Tocht: Het ventilatiesysteem mag geen onaangename tocht veroorzaken.
Hoe gaat de passiefhuiscertificering in zijn werk?
Een passiefhuiscertificering volgt in principe het ontwerp-en bouwproces van een nieuwbouw-project. Het beste kun je er in een zo vroeg mogelijk stadium mee beginnen. Zie hier de toelichting over kwaliteitsborging met gebouwcertificering.
Ik wil mijn project laten certificeren – Waar kan ik terecht voor passiefhuiscertificering?
Een aan het Kennisinstituut KERN verbonden en door het PHI geaccrediteerde passiefhuis-gebouwcertificeerder is Clarence Rose. Bekijk hier de lijst met passiefhuis-certificeerders wereldwijd.